Hoe ik eruitzie
De staartmees is gemakkelijk te herkennen aan zijn kleine ronde lichaam en een lange staart. Zijn staart is zwart en wit, en zijn rug en vleugels zijn zwart met een beetje wit en roze. Op de buik is het verenkleed eerder beige roze, terwijl de kop wit is met een zwarte band boven het oog (voor de ondersoorten in West- en Zuid-Europa). De noordelijke ondersoort heeft een volledig witte kop.
Hoe ik me gedraag
Staartmezen worden vaak waargenomen in groepen, bestaande uit een familie of meerdere families. Ze springen van boom naar boom en zijn zeer acrobatisch in bomen en struiken. Met hun lichte gewicht, lange poten en staart die als balans dient, bewegen ze moeiteloos naar de uiteinden van de fijnste takken. Op deze takken vinden ze gemakkelijk voedsel omdat er weinig concurrentie is.
Mijn zang, mijn roepen
De groep communiceert met dunne, hoge kreten om hun positie aan te geven tijdens het verplaatsen van boom naar boom. De staartmees is ook herkenbaar aan haar rollende roepen, die kort en plotseling klinken als “tsirrrup”.
Hoe ik me voortplant
De staartmees broedt van maart tot juni en heeft meestal één broedsel per jaar. Ze legt 8 tot 12 witte eieren met roodbruine vlekken. Het bouwen van het nest is een complex proces dat ongeveer drie weken duurt. Het nest heeft de vorm van een bal met een zij-ingang en is gemaakt van mos, korstmossen en spinnenwebdraden. De binnenkant is bekleed met veertjes voor isolatie.
Wat ik eet
Dankzij haar korte en zwakke snavel voedt de staartmees zich met insecten, larven, eieren en zachte zaden. Hoewel het zeldzaam is, komt ze soms naar voederplaatsen of hangt ze aan vetbollen.
Waar je me kunt vinden
De staartmees wordt gevonden in loof- en naaldbossen met veel ondergroei, maar ook in parken, struiken, hagen en tuinen. Het is een standvogel of korteafstandstrekker.
-